Vooraf wisten we al dat de week in de Central Highlands een zware week zou worden. Zwaar was het zeker maar ook ongelooflijk gaaf, een week om niet snel te vergeten…
We landen op 18 juli in Wamena waar we de 6 porters ontmoeten die de komende week met ons mee zullen gaan op de trekking. De Baliem vallei waarin Wamena ligt is pas rond 1930 ontdekt toen er voor het eerst vliegtuigen over Papua vlogen en er beneden een duizenden jaar oude beschaving bleek te bestaan, geïsoleerd door hoge bergen. Alhoewel de peniskokers inmiddels grotendeels uit het straatbeeld verdwenen zijn is de eigen cultuur van dit bergvolk nog overal duidelijk aanwezig.
Ons eerste kamp is op 3300m op een hoogvlakte waar we onze tentjes opzetten naast de kooktent. Deze bestaat uit een houten constructie met een zeil erover waaronder op een (nat) houtvuur voor ons wordt gekookt. Terwijl het buiten begint te regenen is het ondanks de rook best behaaglijk met z’n allen rond het vuur.
Het is flink koud en ademhalen op deze hoogte is al duidelijk lastiger als we met onze laarzen door de drassige vlakte lopen. De vogels zijn hier compleet anders dan aan de kust maar zelfs op deze hoogte is de diversiteit en kwaliteit heel hoog.
Het letterlijke hoogtepunt komt op dag 2 en 3 als we een trekking maken naar Mount Trikora voor de Snow Mountain Robin. We vertrekken met het eerste licht en klimmen en dalen de hele dag door een uitgestrekt en ruig landschap. Het pad is heel modderig en onze laarzen zakken vaak diep weg (bij Rob zelfs een keer tot zijn bovenbeen). Eindpunt van deze dag is een grot op bijna 3900m waar onze tentjes precies naast elkaar passen op de smalle richel. Gelukkig maken de porters een “api besar” (groot vuur) waar we allemaal dicht omheen kruipen.
In het donker staan we weer op voor de laatste etappe. Het habitat van de Snow Mountain Robin begint een paar honderd meter hoger bij de rotsen en puinhellingen van Mount Trikora. Om hier te komen moeten we nog een hele steile wand beklimmen, wat alleen maar lukt door met handen en voeten ons aan graspollen omhoog te trekken. Gelukkig is het deze ochtend stralend mooi weer en na ruim een uur verder omhoog klimmend en zoekend horen we het roepje van de Robin. Niet veel later is de vogel in beeld en staan we op 4300m te kijken naar een van de meest afgelegen vogelsoorten op deze aarde, een vogeltje dat in 1940 is ontdekt voor de wetenschap maar door niet heel veel mensen is gezien.
We blijven niet te lang op deze mooie plek want het is nog een hele lange wandeling terug naar het kamp (+20km). Net voor het donker komen we helemaal kapot weer terug bij het startpunt waar we snel in de kooktent bij het vuur kruipen. Het was een loodzware tocht die bij de meeste een goede deuk in de weerstand heeft geslagen.
De laatste dagen brengen meer modderpaden en nieuwe vogels waarna we door een vallei in etappes naar beneden lopen. Naarmate we lager komen verandert zichtbaar het landschap met steeds hogere bomen en andere vogels. Na 7 nachten kamperen komen we aan in een dorpje op 2500m waar we wachten op ons vervoer terug naar de stad terwijl het hele dorp komt kijken naar het vreemde bezoek.
Alles is inmiddels door en door vies; de tent is doorweekt en alles zit onder de modder en de roet van het vuur. Als we aankomen in het hotel merken we pas hoe moe we zijn en hoe erg we stinken. Gelukkig kunnen we 2 nachtjes in een goed bed slapen voordat we doorreizen naar de Arfak bergen bij Manokwari.
You must be logged in to post a comment.